West-Friesland, land om van te houden
|
|
West-Friesland, parel aan het IJsselmeer. Rijk aan historie en natuurschoon. Vol
tradities, stoelend op een eeuwenoude folklore. Een land, waar de zwartbonten de weilanden
bevolken en waar tuinders al eeuwenlang hun brood trachten te verdienen.
West-Friesland is geografisch het gebied, dat wordt omsloten door de Westfriese
Omringdijk, de enige dijk ter wereld, die in zijn geheel tot monument is verklaard. Ruwweg
omvattend het gebied tussen Hoorn, Enkhuizen, Medemblik en Schagen. In deze uitgave wordt
met name aandacht besteed aan het oostelijke deel van West-Friesland, dat dertien
gemeenten omvat, die op verschillende fronten elkaar gevonden hebben in het Samenwerkings
Orgaan West-Friesland.
West-Friesland is in archeologische termen, evenals het overgrote deel van dit land boven
het IJ, nog jong. Noord-Holland boven het ondertunnelde Noordzeekanaal ligt immers van
oudsher 'in het water'. Zo'n vierduizend jaar voor de start van onze jaartelling zelfs
letterlijk, want de zee had van alle kanten vrij spel. Toch woonden er toen al mensen in
dit gebied, waar het begrip vaste grond nauwelijks van waarde was. De wisselende
stijgingen van het zeeniveau hadden een telkens veranderend kwelderlandschap tot gevolg,
vergelijkbaar met sommige delen van het Waddengebied. Dat veranderende zeeniveau noopte de
'West fries' van weleer tot een voortdurende strijd tegen het water. De bewoning vond met
name plaats op de wat hoger gelegen zandruggen, waaraan onder andere Zandwerven zijn naam
ontleent en die nog steeds - soms met moeite - terug te vinden zijn. Vondsten - onder
andere vuurstenen en bronzen bijlen en sikkels - uit met name die zandruggen, zijn te zien
in het Westfries Museum te Hoorn. Wind en water, storm en stormvloed, hebben in de loop
der eeuwen hun sporen in het Westfriese landschap nagelaten. De waterlopen in het oude
kwelderlandschap liepen vol en stroomden leeg.
De generaties lang durende aanslag door het water liet de zandruggen verdwijnen.
Overstromingen zorgden voor een bedekkende kleilaag. Een natuurwet veranderde niet: het
water bleef eigenwijs een - soms raadselachtige - eigen weg zoeken. En zo ontstonden
nieuwe kreken, die merkwaardig genoeg veelal het profiel volgden van die eerder
weggespoelde zandruggen uit het kwelderlandschap. Binnenstromend zand begon zich af te
zetten, terwijl het omringende land door zetting begon in te klinken en te zakken. Met als
gevolg, dat er weer redelijk droge zandruggen ontstonden, waarop bewoning mogelijk was. Op
deze ruggen ontstond wat boomgroei en kwamen nederzettingen tot ontwikkeling. Uit
verschillende vondsten en archeologisch bodemonderzoek 's gebleken, dat van 700 voor tot
400 na Christus van een redelijke bewoning van dit gebied sprake was. Maar druk was het
bepaald niet.
Het water nam na die tijd weer bezit van de streek en bewoning was nauwelijks nog
mogelijk. Het duurde vier eeuwen, voordat de veenafzetting een dermate respectabele dikte
had bereikt, dat men het weer aandurfde om hier te gaan wonen en werken. Visvangst, maar
ook enige agrarische activiteiten, vormden de belangrijkste bronnen voor het eigen
levensonderhoud. En een paar eeuwen later begon men met de aanleg van de Westfriese
Omringdijk van honderdzesentwintig kilometer lang. Gebouwd met behulp van duizenden palen,
enorme hoeveelheden zeewier (dat rondom in het zoute water ruimschoots voorhanden was) en
met veelal vlakbij afgegraven grond, werd een waterkering neergelegd, die heden ten dage
nog steeds geldt als opmerkelijk toonbeeld in de strijd tegen de hongerende waterwolf. En
natuurlijk, die waterwolf won ook wel eens een slag. De littekens in de dijk, zoals de
wielen (uitgesleten door het binnenstromende water na een dijkdoorbraak) herinneren aan
die verloren slagen.
In, de twaalfde eeuw, na gereedkoming van die Omringdijk, was West-Friesland eigenlijk een
bedijkt eiland. Groot en open met nog talloze sloten en plassen. In het westelijk deel
(bij Schagen) met terpen om bij dijkdoorbraken toch droge voeten te houden; in het
oostelijk deel met de al eerder genoemde zandruggen. En meteen duidelijke aanzet voor
bewoning.
De geschiedenis van West-Friesland heeft - zoals alle streken van ons land - zijn ups en
downs gekend. Grote bloei werd afgewisseld met tijden van verval. Een normaal verloop. De
nederzettingen zijn uitgegroeid tot dorpen en steden. Hoorn, Enkhuizen en Medemblik hebben
van oudsher een bepalende rol gespeeld, met name in de Gouden Eeuw. De rijkdom, die toen
werd vergaard, straalde af op het hele gebied. De 18e en 19e eeuw liet een teruggang zien.
Maar de tijd waarin gesproken werd over de dode stadjes aan de Zuiderzee ligt alweer ver
achter ons.
West-Friesland, land om nu van te houden. Uitgestrekt en weids, gezellig en voornaam.
Lintbebouwing is kenmerkend voor dit gebied. Behalve Opperdoes (een echt komdorp) zijn
alle dorpen in een lang lint gebouwd. En af en toe vind je er nog zo'n oude waterloop,
zo'n kreek, zoals de Leek, die zich achter de Zwaagdijk door het landschap wringt.
Natuurlijk, ook de laatste decennia hebben hun sporen in het landschap achtergelaten. De
economische eisen voor het agrarische bedrijf veroorzaakten ruilverkavelingen, waardoor
veel van wat ooit eens was, is verdwenen. Het landschap is veranderd; de sloten voor een
deel verdwenen, landbouwwegen aangelegd. Voor de agrari�r van nu een goede zaak. Maar
toch: de schop van de graafmachine heeft het Westfriese land niet altijd op de meest
voordelige manier veranderd.
West-Friesland, een streek, die de moeite van het ontdekken meer dan waard is. Niet alleen
voor de toevallige bezoeker, maar zeker ook voor de autochtonen. Alhoewel enerzijds
gestreefd is naar een zo compleet mogelijke opsomming van waardevolle zaken in
West-Friesland, heeft de omvang van deze uitgave anderszijds geleid tot beperkingen. Een
keuze rnoest regelmatig gemaakt worden. Al die gegevens op een rijtje leiden echter
slechts tot een conclusie. West-Friesland is een land om van te houden!
Bovenstaande tekst is overgenomen uit:
"West-Friesland,
land om van te houden"
Uitgave: Rabobanken West-Friesland, © mei 1988
|